zondag 13 januari 2013

Doop van de Heer

De geboorte van Jezus wordt gevolgd door drie Openbaringen. De eerst keer via de drie wijzen, de tweede maal bij Zijn doop door Johannes de Doper, en we sluiten het feest van de Openbaring af op 2 februari, het feest van Maria Lichtmis. Dan is de Kersttijd definitief voorbij. Bij de doop van Jezus wordt als het ware nog eens uitdrukkelijk vanuit de hemel gezegd: “Hij is mijn welbeminde Zoon, in Hem stel Ik mijn behagen”. Zoals boven de Kerststal de hemel openging, zo opent bij de doop van Jezus de hemel zich opnieuw.   Tot nu toe waren het anderen die het toneel beheersten: Maria en Jozef, Zacharias en Elisabeth, engelen en herders, ossen en ezels, de oude Simeon en de bejaarde Anna. Maar vanmorgen is Johannes, de Adventsprofeet, opnieuw aan het woord. Hij getuigt: “Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik en ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur”.

Jezus is vanuit Nazareth naar de Jordaan gekomen. Hij heeft afscheid genomen van zijn moeder, van de plaats waar Hij in stilte gegroeid was in wijsheid en genade. De woorden van de oude profeten had Hij met de moedermelk gedronken. Met zijn oren had Hij zich gebogen over de boeken van Wet en Profeten. Zijn eerste tocht leidt Hem naar de boeteprediker, Sint Jan de Doper. Bij de Jordaan sloot Hij zich aan in de rij van mensen die zich lieten dopen. Jezus is een Israëliet, een kind uit de Joodse traditie, een werkman, een bouwvakker, zoon van een timmerman. In zijn doop wil Jezus zich nog meer identificeren met ons mensen. “In alles aan ons gelijk, behalve in de zonden”.   En daarmee kwam de profetie van de profeet Ezechiël in vervulling: “Ik zag onder de drempel van de ingang van de tempel water opzwellen en in oostelijke richting stromen. Langzaam groeide het aan tot een rivier en overal waar het water heen stroomde ontstond nieuw leven en het water maakte de dode zee weer levend”. (Ezechiël 47). Zo worden wij vandaag ook aan onze eigen doop herinnerd. Mensen die - in het spoor van de Messias  - “niet roepen, noch schreeuwen, op straat hun stem niet verheffen, het geknakte niet zullen breken en de kwijnende vlaspit niet zullen doven”. (Jesaia 42). Mensen die uit zijn op het doen van alle gerechtigheid.

Vandaag herdenken wij de doop van Jezus. Maar wat weten wij nog van onze eigen doop? Waarschijnlijk niets, of hebben wij hier of daar nog een vergeelde foto? Velen van ons zijn vlak na hun geboorte gedoopt. Geboren worden en water horen bij elkaar. Op allerlei manieren. Ons woord geboren worden komt van baren. En misschien - je weet het maar nooit - hangt dat woord samen met het Hebreeuwse woord "bara", dat scheppen betekent. Dat woord vinden we al terug op de eerste bladzijde van de schrift. In het begin schiep God hemel en aarde, baarde God hemel en aarde. Geboren worden, baren, scheppen, water, ze horen bij elkaar. En niet voor niets hebben allerlei volkeren, het Joodse volk incluis, de geboorte van een nieuw mensenkind gevierd met water. Na de geboorte wordt het spel opnieuw gespeeld. Weer die waterzee in, die bron, die levensfontein. En we tillen het kind weer uit het water, ontvangen het opnieuw, zelf, met heel ons hebben en houwen.

Zó is dopen ontstaan. Opnieuw geboren laten worden, maar nu willens en wetens. Weer kopje onder, weer die moederschoot in, erin en eruit, badend en proestend en schreeuwend en kleddernat het nieuwe leven binnengetrokken worden. Mensen uit het water trekken en zeggen: “kom maar, ik neem je aan, met huid en haar”.

Een kind hebben, zelf een kind verwekken. Je zegt daarmee meer dan je kunt verantwoorden. Ontvangen en liefgekregen. Kinderen die we hebben gekregen om niet alleen te blijven, om niet eenzaam oud te worden, die wij mogen vergezellen, een eindweegs. Die onze broers en zussen zijn, onze naaste vreemdelingen. Die, als zij volwassen geworden zijn, óns zullen vergezellen, herkennen, bevoogden, bemoederen, of niet willen kennen. Nu nog klein en pasgeboren, maar eens zal ook een kind zijn ouders vragen stellen. Geen andere vragen dan bijna ieder ander mens die wordt geboren. Waarom geldt hier op aarde 't recht van de sterkste? Is er een begaanbare weg in deze wereld die niet doodloopt op geweld? Is er een weg dwars door de dood heen? (Cfr.W.R.van der Zee, Vandaag gebeurt het. Boekencentrum1985)

Johannes de Doper heeft  zijn neef Jezus leren kennen als een drager van Gods Geest. Uit Jezus' optreden heeft hij ervaren dat Jezus de daad bij zijn woord voegt. Hij heeft in Jezus een mens gezien die z'n schouders gezet heeft onder 't karwei dat God Hem heeft opgedragen. Hij wilde er zelfs zijn leven voor geven! Niet als een goedkope roman, maar als een mens die zich door Gods belofte gedragen weet. Johannes raakt begeesterd. Hij raakt enthousiast, laat zich meeslepen door het nieuwe begin. Ook voor hem was het 'n sprong in het duister. Hij leeft van de belofte van Jezus dat er een nieuwe wind kan gaan waaien, als we de last van dit leven sámen op onze schouders nemen.

En zo wordt zelfs de dood geen springplank naar duistere diepte van verlorenheid, maar een oprit naar het nieuwe leven. Wie gelooft in dat wonder, wandelt met Hem het nieuwe leven binnen. In zijn naam mogen wij het vanmorgen weer verkondigen: weest niet bang, want als je struikelt, zelfs als je struikelt over de dood, is het de Heer die ons vanuit het vruchtwater met liefdevolle armen op zal vangen. Het leven zal dan op zijn kop staan, maar God zal je opvangen met open handen. Dan schud je het water af, het water van de capsule waarin je een aantal jaren mocht verblijven, en druipnat betreedt je het strand van zijn goddelijk bestaan.

Met dank aan Pater Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten